kleine parelmoervlinder Issoria lathonia

Familie

aurelia's (NYMPHALIDAE)

Zeldzaamheid

Een schaarse standvlinder die voorkomt in de hele kuststreek. Vooral in de zomermaanden kan de kleine parelmoervlinder over grote afstanden zwerven; vandaar dat hij ook af en toe op verschillende plaatsen in het binnenland wordt gezien.

Rode lijst

kwetsbaar

Meer foto's

Terug naar boven ^

Levenswijze

Vliegtijd en gedrag

Begin april-eind oktober in drie of soms vier, elkaar overlappende generaties. Door de verschillen in de ontwikkelingstijd van de rupsen verschijnen vlinders van dezelfde generatie verspreid over een langere periode. Hierdoor overlappen de generaties elkaar sterk en zijn niet duidelijk van elkaar te onderscheiden. Circa 90% van de vlinders is waargenomen tussen 21 april en 5 oktober, waarbij de grootste aantallen in juli en augustus vlogen. De vlinders voeden zich met nectar van verschillende planten, eerst vooral viooltjes en later ook koninginnenkruid en slangenkruid. De vlinders zonnen veel op open plaatsen op de grond of op een muur, maar vliegen snel weg als ze te dicht benaderd worden.

De uiterste vliegdata zijn 13 maart en 23 november.

Levenscyclus

De rups is vrijwel het hele jaar aanwezig. De soort overwintert als halfvolgroeide rups onder in de vegetatie. De verpopping vindt plaats aan een stengel of aan de onderkant van een blad in een los spinsel vlak boven de grond.

ei-afzet
Het vrouwtje zet de eitjes afzonderlijk af, bij voorkeur laag bij de grond. Geschikte violen groeien op droge, zonnige plaatsen in een open vegetatie. Op droge plaatsen wordt het eitje vooral aan de onderzijde van een blad afgezet, onder vochtiger omstandigheden vaak op lage planten, een dode grasspriet of tussen strooisel op de grond dicht bij een viooltje.

rups en verpopping
De rups zont veel, op een warm plekje in het zand, op stenen, afgevallen boomschors of planten. Op zachte winterdagen hervat hij de voedselopname. De pop hangt aan een stengel of aan de onderkant van een blad in een los spinsel vlak boven de grond. Merkwaardig is dat de rupsen die uit de eitjes van hetzelfde vrouwtje komen niet even snel groeien. Deze rupsen verpoppen dan ook verspreid over een periode van ongeveer vier weken, waardoor de vlinders onregelmatig verschijnen.

vlinders
De dichtheid aan vlinders is vrij hoog tot hoog, tien tot 50 vlinders per hectare. De vlinders voeden zich met verschillende nectarplanten, vaak viooltjes. Later in het seizoen halen ze nectar vooral uit hogere kruiden zoals koninginnenkruid en slangenkruid. Ze zonnen veel op open plaatsen zoals kaal zand, paden en muren, maar vliegen snel weg als ze te dicht worden benaderd. Mannetjes houden patrouillevluchten als zij naar vrouwtjes zoeken.

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Queen of Spain Fritillary

Duitse naam

Kleiner Perlmutterfalter

Franse naam

Le Petit Nacré

Oud Nederlandse naam

kleine paarlemoervlinder

Synoniemen

Argynnis lathonia

Meer

Toelichting wetenschappelijke naam

lathonia: Latona of Leto is de moeder van Apollo en Artemis

Auteursnaam en jaartal

(Linnaeus, 1758)

Herkenning

Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: 19-23 mm. De bovenkant van de vleugels is oranje met zwarte stippen; in vlucht is dit stippenpatroon tamelijk opvallend. De onderkant van de achtervleugel heeft opvallende, grote ovale zilverkleurige vlekken. De vleugelvorm is enigszins hoekig.

Kenmerken rups

Tot 35 mm; lichaam zwart met fijne witte spikkeltjes en bruine tekening, over de rug een dubbele witte lengtestreep; doorns roodachtig bruin; buikpoten geelachtig bruin; kop bruin met zwarte tekening.

Gelijkende soorten rups

Duinparelmoervlinder (Argynnis niobe) en veenbesparelmoervlinder (Boloria aquilonaris).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).

Bescherming

Wet natuurbescherming

Deze vlinder is beschermd in het kader van de Wet natuurbescherming.

Concrete bedreiging

De kleine parelmoervlinder is in het binnenland door twee oorzaken verdwenen. In de eerste plaats door een toename van het insecticidengebruik. Juist rupsen die in en langs akkers leven, worden vaak belast met insecticiden.
Daarnaast is het grondgebruik van akkers geïntensiveerd: braaklegging komt nauwelijks meer voor, de randen worden intensiever gebruikt en door de toegenomen bemesting zijn de open plekjes veelal verdwenen.
De recente achteruitgang in de duinen wordt veroorzaakt door de verruiging en vergrassing: vegetaties groeien dicht en open plekjes waar de rupsen en vlinders kunnen zonnen verdwijnen. Bovendien worden de viooltjes vaak overwoekerd.

Aanbevolen beheersmaatregel

Om in de duinen verruiging, vergrassing en het dichtgroeien met struiken tegen te gaan, is extensieve begrazing door runderen of schapen de meest geschikte maatregel. Ook het bevorderen van van meer verstuiving is zinvol, bijvoorbeeld door te plaggen. In het binnenland is het wenselijk als er meer braakliggende akkers of extensief beheerde graanakkers op de zandgronden en langs de rivieren komen.

Toekomst
Bij juist terreinbeheer blijft de kleine parelmoervlinder voorlopig vrij algemeen in de duinen. In het binnenland is de soort gebaat bij de ontwikkeling van kleinschalige akkers op de zandgronden en langs de rivieren. Mogelijk profiteert hij enigszins van de klimaatverandering en neemt daardoor het aantal zwervers toe.

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.

Habitat

Open pioniervegetaties en schrale droge warme graslanden met kale grond.

De kleine parelmoervlinder leeft in open pioniervegetaties en schrale, droge, warme graslanden met kale grond. In de duinen is deze vlinder vooral te vinden in schrale duingraslanden met een mozaïek van open grond, lage begroeiing en ruigere vegetatie. Hier groeien duinviooltjes in de open begroeiing en de nectarplanten in de ruigere delen. In het binnenland leeft de soort op de zandgronden en langs de rivieren bij braakliggende akkers, extensief beheerde graanakkers en akkerranden, waar het akkerviooltje en driekleurig viooltje groeien. Daarnaast dient er voldoende kale grond aanwezig te zijn waar vlinders en rupsen kunnen zonnen, evenals voldoende aanbod aan nectarplanten.

Planten

Waardplanten diverse soorten viooltjes, waaronder vooral duinviooltje, akkerviooltje en driekleurig viooltje.

Waardplant

Viooltje
Viola

Tijdschriften

Soorten uit dezelfde familie aurelia's (NYMPHALIDAE)

Alle soorten uit deze familie