grijze dwergspanner Eupithecia subfuscata

Familie

spanners (GEOMETRIDAE)

Zeldzaamheid

Vrij algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: kwetsbaar.

Rode lijst

kwetsbaar

Meer foto's

Terug naar boven ^

Levenswijze

Vliegtijd en gedrag

Half april-half juli in twee generaties; de tweede generatie is partieel en zeldzaam. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen goed op licht.

Levenscyclus

Rups: juni-oktober. De rups leeft op de bladeren, bloemen en vruchten van de waardplant. De soort overwintert als pop in een licht spinsel in de strooisellaag of achter losse schors.

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Grey Pug

Duitse naam

Hochstaudenflur-Blütenspanner

Franse naam

l'Eupithécie noirâtre

Synoniemen

Eupithecia castigata, Tephroclystia castigata

Meer

Toelichting Nederlandse naam

Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
De vlinder van deze dwergspanner maakt een grijze indruk. Ook de Latijnse soortnaam duidt op de grijze kleur.

Meer over Nederlandse namen

Toelichting wetenschappelijke naam

Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Subfuscata: subfuscus is een ietsje donker, hetgeen op de grijze kleur van deze vlinder wijst.

Auteursnaam en jaartal

(Haworth, 1809)

Herkenning

Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: 10-12 mm. Deze eentonig grijze dwergspanner wordt door veel nachtvlinderaars ervaren als een van de moeilijkst te determineren soorten; vaak is genitaliënonderzoek nodig om de soort met zekerheid vast te kunnen stellen. De middenstip is klein en rond en valt meestal duidelijk op; de middenstip ligt in het midden tussen de vleugelpunt en de vleugelwortel. De lichte golflijn is vaak nauwelijks ontwikkeld of zelfs afwezig. De antennen van het mannetje hebben zeer fijne, korte en dicht op elkaar staande kammetjes aan de onderzijde.

Kenmerken rups

24-26 mm. Het lijf heeft bruintinten met een donkerder rij ruitjes op de rug; ook bedekt met bijzonder kleine grijsachtig witte wratjes. De rupsonderkant is donkerbruin en grijs.

Gelijkende soorten vlinder

De guldenroededwergspanner (E. virgaureata) is meestal iets krachtiger getekend en heeft een grotere en vaak langgerekte middenstip die dichter naar de vleugelwortel toe ligt; de golflijn is doorgaans goed ontwikkeld, aan de buitenzijde van de middenband ligt meestal een rij stippen en op de voorvleugel zijn enkele met zwart geblokte aders zichtbaar. De antennen van het mannetje van de guldenroededwergspanner hebben langere, dikkere en verder uit elkaar staande kammetjes aan de onderzijde. De schermbloemdwergspanner (E. tripunctaria) heeft doorgaans opvallende witte stippen langs de achterrand van de voor- en achtervleugel; ook op het borststuk en langs de zijkanten van het achterlijf ligt een witte stip. De lariksdwergspanner (E. lariciata) is meestal kleiner en heeft doorgaans een witte vlek op het borststuk. Zie ook de wilgendwergspanner (E. tenuiata), de lindedwergspanner (E. egenaria) en de duizendbladdwergspanner (E. millefoliata) en de grasklokjesdwergspanner (E. impurata).

Gelijkende soorten rups

Oranje dwergspanner (Eupithecia icterata), witvlakdwergspanner (Eupithecia succenturiata), gewone dwergspanner (Eupithecia vulgata) en meldedwergspanner (Eupithecia simpliciata).
De rupsen van de Eupithecia-soorten lijken veel op elkaar. Bij determinatie kan de waardplant een handig hulpmiddel zijn. Vergelijk daarnaast ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen en het habitat.

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.

Habitat

Tuinen, struwelen, heiden, bossen en graslanden.

Planten

Vooral kruidachtige planten, maar ook houtige planten en loofbomen; d.w.z. polyfaag dus. Bijvoorbeeld op duizendblad, walstro, sint-janskruid, stalkruid, duifkruid en guldenroede.

Waardplant

Duizendblad
Achillea

Walstro
Galium

Sint-Janskruid
Hypericum

Stalkruid
Ononis

Duifkruid
Scabiosa

Guldenroede
Solidago

Actualiteiten

Ontdek meer

Blijf op de hoogte

Ontvang vlindernieuws

Soorten uit dezelfde familie spanners (GEOMETRIDAE)

Alle soorten uit deze familie